Het werkwoord in het Italiaans

In de Italiaanse taal zijn er twee hulpwerkwoorden: het werkwoord "essere" wat betekent en het werkwoord "avere" wat betekent (in de zin van hebben) te hebben. Deze werkwoorden nemen deel aan de vorming van enkele werkwoordsvormen van andere Italiaanse werkwoorden. Vervolgens leggen we uit hoe het werkwoord in het Italiaans in de vorm van tegenwoordige indicatieve, eenvoudige verleden en toekomst van het werkwoord in het Italiaans moet zijn.

Present van het werkwoord in het Italiaans

Verb Haber (hebben) "Avere"

  • Io Ho - ik heb
  • Tu Hai - Dat heb je
  • Lui / lei / Lei Ha - Hij / zij / jij hebt
  • Noi Abbiamo - We hebben
  • Voi A vete - Dat heb je
  • Papegaai Hanno - Dat hebben ze

Verleden van het werkwoord in het Italiaans

Verb Haber (hebben) "Avere"

  • Io ho avuto - ik had
  • Jij hai avuto - dat was zo
  • Lui / lei / Lei heeft avuto - Hij / Zij / jij had
  • Noi abbiamo avuto - We hadden
  • Voi avete avuto - Dat was je wel
  • Papegaai hanno avuto - Dat hadden ze

Toekomst van het werkwoord in het Italiaans

Verb Haber (hebben) "Avere"

  • Io avrò - ik zal hebben
  • Je avrai - Je zal hebben
  • Lui / lei / Lei avrà - Hij / Zij / je zal hebben
  • Noi avremo - We zullen hebben
  • Voi Avrete - Dat zal je hebben
  • Parrot avranno - Ze zullen hebben